FIETSEN IN HET GROEN

Steeds vaker vormen oude spoorlijnen en jaagpaden langs kanalen de zwaartepunten in snel groeiende fietsnetwerken. Deze fietspaden - die onder meer gekend zijn onder de naam greenways, vias verdes of voies lentes - kennen een ongezien succes in het buitenland. Ze zetten immers vergeten regio’s, ongekende stukjes landschap of uit het oog verloren hoekjes terug op de kaart. Ook in onze regio werden een aantal spoorlijnen omgevormd tot fiets- en/of wandelpaden. De meest gekende daarvan is ongetwijfeld ‘De Groene 62’.

Oostende-Armentières

Op 17 juni 1863 werd de particuliere maatschappij Société Anonyme du Chemin de fer d’Ostende à Armentières opgericht met als doel een spoorlijn aan te leggen tussen Oostende en het Franse Armentières. Deze lijn moest voor een vlugge verbinding zorgen tussen de haven van Oostende en de industrie in het noorden van Frankrijk. Tevens zou ze rijke Parijzenaars rechtstreeks - op minder dan 4 uur - naar de toen opkomende en florerende badstad Oostende kunnen brengen. Al snel bracht de goede verbinding tussen onze regio en het noorden van Frankrijk welvaart voor de mensen in de streek. Voortaan kon men immers rekenen op een betrouwbaar vervoer waardoor er zonder veel problemen buiten de gemeentegrenzen gewerkt kon worden. Het mag dan ook niet verwonderen dat vele seizoenarbeiders gretig gebruik maakten van de spoorlijn om naar Noord-Frankrijk trekken.

De lijn zelf werd in verschillende etappes aangelegd. In april 1867 reed de eerste stoomtrein op het traject Oostende-Torhout (23 km). Deze spoorlijn was aanvankelijk gekend onder lijnnummer 63, maar kreeg later het nummer 62 toegewezen. In 1870 opende men de lijn Komen-Armentières (15 km – lijn 67) en in 1873 werd het traject Torhout-Ieper (lijn 63) in gebruik genomen. Het traject tussen Komen en Ieper (lijn 69) was reeds eerder - in 1854 - geopend door de Société des chemins de fer de la Flandre Occidentale.

Vanaf 1870 besluit de Belgische Staat om gaandeweg alle spoorwegen over te nemen. Wat spoorlijn 62 betreft… deze kocht de Staat in 1878 terug.

Fietsroute Groene 62

In de jaren 50 kwam het vervoer over de weg in opmars. Spoorwegen en stations die gehavend uit de Tweede Wereldoorlog waren gekomen, kregen het hierdoor extra te verduren. Zo hadden de Duitsers het tweede spoor van spoorlijn 62 tijdens de oorlog opgebroken en de lijn omgebouwd van een dubbel- naar een enkelspoor. Na de Tweede Wereldoorlog taande het succes van de lijn dan ook prompt. In 1955 werd het traject Torhout-Ieper opgeheven en nog geen tien jaar later, in 1963, denderde de laatste passagierstrein tussen Torhout en Oostende over de sporen.

In 1984-1985 werden de sporen en de dwarsliggers verwijderd en werd door de provincie West-Vlaanderen een fietspad in de spoorbedding aangelegd. Het fietspad kreeg de naam “Groene 62” wat verwijst naar het spoorwegverleden van het traject.  Vandaag wordt de Groene 62 omschreven als een recreatief fiets- en wandelpad dat je via Konterdam, Stene, Snaaskerke, Gistel, Moere en Eernegem tot in Torhout brengt. In 2019 werd het ontbrekende stuk tussen de Zandvoordestraat en het Maria-Hendrikapark aangelegd.

De Groene 62 wordt niet enkel bezocht door recreatieve fietsers en wandelaars, maar ook door woon-werk-fietsverkeer in de buurt van de lijn. De route brengt je doorheen verschillende landschappen, van de kust over de polders naar de zandrug van Gistel, Moere-Nieuwland, de vlakte rond Eernegem en het plateau van Wijnendale. De specifieke landschapsbeleving die de route biedt, is vrij uniek.

Spoorwegrelicten

Na de opheffing van spoorlijn 62 verdwenen gaandeweg talrijke elementen die nodig waren om de lijn te bedienen. Niet alleen de sporen zelf zijn inmiddels ‘spoorloos’ verdwenen. Ook de meeste stationsgebouwen, met uitzondering van dat van Moere en van Wijnendale, werden afgebroken. Wie vandaag langs de fietsroute rijdt of wandelt, ontdekt evenwel nog heel wat (kleine) elementen in het landschap die blijvend herinneren aan de oude verbinding tussen Oostende en Torhout. Denken we maar aan de talrijke seinwachtershuisjes waarvan er toch nog een aantal bewaard gebleven zijn, aan de cementen signaalpalen die hier en daar opduiken, maar ook aan de spoorwegbruggen waaronder eertijds het spoorwegtracé liep. Ook andere infrastructuurwerken die eertijds nodig waren voor de waterbevoorrading van de stoomtreinen en mettertijd hun initiële functie verloren, brengen het spoorwegverleden nog steeds in herinnering. Dit is het geval met de statieput en de pompentoren in Eernegem.