NATIONALE MAATSCHAPPIJ VAN BUURTSPOORWEGEN

Op 29 mei 1884 werd in België de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen opgericht. Niettegenstaande België een van de eerste landen was om een treinspoornet aan te leggen, ontsloten deze enkel de steden en industriegebieden. Per tram of lokale spoorlijn wou men nu ook de kleinere gemeenten of het platteland aansluiting geven op het nationale spoornet. Tramsporen waren immers goedkoper om aan te leggen dan treinsporen. Ze waren niet alleen lichter en minder breed, ze konden ook aangelegd worden in de berm van de openbare weg. De tram werd bijgevolg een goedkoop vervoermiddel voor zowel de boeren die hun waar in de stad wilden verkopen, voor de vele werklozen die op zoek gingen naar werk als voor de arbeiders die tussen werk en woonplaats pendelden.

Tram 342 Brugge-Leke

De tramlijn Brugge-Leke werd officieel op 22 maart 1910 geopend. Er waren stopplaatsen in Brugge, Sint-Andries, Varsenare, Snellegem, Aartrijke, Ichtegem, Koekelare en Leke. Dagelijks waren er vijf ritten uit Brugge en vijf uit Leke. De reisduur van het traject bedroeg 1u45min.

In de gemeenten die door de lijn werden ontsloten, zag men al snel 'tramstaties' ontstaan. In Ichtegem bevond de tramstatie zich op het kruispunt van de Ringlaan en de Moerdijkstraat. In Koekelare - die niet minder dan drie haltes had - zag men bijvoorbeeld een goederenstation opgericht worden op de Ringlaan  (op de hoek met de Hovaerestraat). Het station omvatte tevens een woonhuis voor de stationschef, een loods en een watertoren.

't Kamieltje

In 1932 zag men de dure stoomtram vervangen worden door een goedkopere exploitatievorm. Deze vond men in de spoorauto -  in onze regio ‘ t Kamieltje genaamd. Om een stoomtram gaande te houden, moesten immers heel wat kolen gestookt worden. De kolen dienden eerder om de ketel op temperatuur te houden dan om te rijden. Spoorauto’s daarentegen reden op (goedkope) benzine of diesel en bleken een eenvoudig alternatief. Men maakte gebruik van een gewone autobus en verving de wielen door een metalen onderstel. Die "auto" reed dan zo over het "spoor". Op het einde van een lijn werd de spoorautobus opgekrikt, vervolgens in de goede richting gedraaid en weer neergezet op het spoor. In 1932 ruimde het trammetje plaats voor een bus. Ook de spoorwissels zijn inmiddels uitgebroken. Als aandenken aan de tram kan men in Koekelare op de Ringlaan nog altijd een Kamieltje bewonderen. Hij werd gerestaureerd door leerlingen van het KTA.

Het einde van de buurtspoorwegen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de spoorinfrastructuur en het spoormaterieel, onder meer door slecht onderhoud, flink versleten. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de tram soms als ‘gedateerd’ of uit de mode over. Tevens verscheen de autobus meer en meer op het toneel. Samen met de vrachtwagen werden deze autobussen geduchte concurrenten van de tram en namen zij uiteindelijk ook hun rol over. Vrachtwagens konden bijvoorbeeld lossen en laden aan de winkel zelf. Tramlijnen lagen letterlijk en figuurlijk in de weg van ‘koning auto’.

Reeds op 19 maart 1951 verving de NMVB de tramlijn door een busdienst.

Links op de foto zien we buschauffeur André Carlier aan de autobusstelplaats (oude tramstatie) in Koekelare. Hij deed dienst op de lijn Brugge-Zedelgem-Leke.

De buurttrams werden ook wel boerentrams genoemd omwille van de vele boeren die de tram vervoerde van platteland naar stad